Een industrieterrein wat duurzaam wordt moet en wil natuurlijk rekening houden met het landschap en de natuur. Terwijl er nog niet veel te zien is op het terrein, zijn we al wel druk met het ‘groen’.
Waar we mee zijn begonnen, is het analyseren van het landschap. Aan de hand van die analyse sluiten we met de vorm van het bedrijventerrein zo goed mogelijk aan bij de huidige en vroegere verkaveling (de manier waarop de indeling wordt gemaakt). Samen met een extern bureau zijn we op het terrein geweest, om te kijken naar de elementen die er nu zijn. Die hebben we in kaart. Maar we pakken er ook oude kaarten bij. Als we dan de huidige situatie vergelijken met de oude kaarten, zien we hoe het landschap is veranderd.
Er zijn landschapsstructuren uit het verleden die we proberen te bewaren. Dat gaat bijvoorbeeld om bosjes, maar ook de oude watergangen en paden krijgen een plek. Op deze manier worden stukken op het industrie terrein dus bestemd voor groen. Er worden straks ook wandelpaden aangelegd op oude padenstructuren.
Hoe de paden en waterstromen vroeger liepen, wordt zichtbaar in de plankaart. Daarin staat de wegenstructuur, maar ook een groenstructuur.
In Nederland zijn regels hoe we om moeten gaan met, bijvoorbeeld, beschermde diersoorten. Aan deze regels moeten we ons houden, maar voor dit groene bedrijventerrein willen we ook werken aan versterken van natuur. Daarom beginnen we met uitzoeken welke beschermde diersoorten er leven in het plangebied. Dat zijn best omvangrijke onderzoeken. Je begint eerst met literatuur onderzoek en het raadplegen van databanken waar waarnemingen van diersoorten in staan. Als er kans is dat een beschermde diersoort in het plangebied leeft dan gaan we verder. We hebben bijvoorbeeld voor de bunzing camera’s opgehangen om te kijken of ze ook echt in het plangebied leven. Dat bleek niet het geval. Hoe je dit soort onderzoeken moet uitvoeren, is uitgeschreven in strenge protocollen voor. Zo doe je het op de juiste manier en haal je er goede conclusies uit. Sommige dieren laten zich bijvoorbeeld in een bepaalde periode niet zien door winterrust. Vleermuizen moet je bijvoorbeeld ‘s nachts met een ‘batdetector’ meten. Voor de poelkikker en kamsalamander hebben we met een netje regelmatig en natuurlijk voorzichtig naar deze dieren gezocht in het water.
Het natuuronderzoek voor Het VIP is nu afgerond. We weten welke dieren er leven. Voor de diersoorten kerkuil, huismus en gewone dwergvleermuis gaan we aan de slag om ze te helpen verhuizen en hun leefgebied compenseren. Dat doen we onder andere in het groene gedeelte in het noorden en op Het VIP zelf. Voor alle andere diersoorten, ook de niet beschermde, gaan we een plan maken zodat we ze zo min mogelijk verstoren en tot last zijn tijdens de werkzaamheden zoals het bouwrijp maken van het terrein.
Dat groene gedeelte zit in het noordelijke deel. Dit is een groene ontwikkelzone. Dat betekent dat het een aangewezen gebied is met als doel zoveel mogelijk behoud en versterken van landschap en natuur. Daar zit potentie voor natuur en dat gaan we ontwikkelen. Op deze manier ontwikkelen we tegelijk met het bedrijventerrein ook een deel natuur om ook de biodiversiteit ruimte te geven. Hoe dat er precies uit komt te zien, moeten we nog verder invullen.